Witglazen gevlochten mandje uit glasfabriek Padang
Dit witglazen gevlochten mandje is één van de zeldzame, gaaf bewaarde producten uit de Nijkerkse glasfabriek Padang. De bloei van Nijkerk, door de verbouw van- en handel in tabak, trok verschillende andere industrieën aan. In de glasfabriek ‘Padang’ aan de Westkadijk werden tussen 1765 en 1814 miljoenen flessen en glazen geproduceerd. Eerst werd vooral groenglas gemaakt (gebruiksglas, flessen en vensterglas). Later werd het ontkleurde witte glas gemaakt. Ook plateel (fijn aardewerk) en koper- en zilverbewerking maakten deel uit van de productie. De ligging van de fabriek aan het water, de Arkervaart, was gunstig voor het vervoer.
De afzetmarkten lagen vooral buiten Nijkerk: Holland, het Rijngebied en Indië. Door oorlogen en de Franse overheersing ontstonden hoge brandstofprijzen en exportbeperkingen. Dit leidde, naast interne strubbelingen, tot een onzeker bestaan en in 1814 werd de fabriek in Nijkerk gesloten en overgeplaatst naar Loenen aan de Vecht.
‘Het Klaverblad’, een Callenbach-boekje geschreven door Heleen
Het boekje ‘Het Klaverblad’ is geschreven door Heleen (pseudoniem van mej. H.J.G. Callenbach). De illustraties zijn van Frans van Noorden. Deze tweede druk kwam uit in 1930, zeven jaar na de eerste druk. Heleen publiceerde haar boeken in de familiedrukkerij en –uitgeverij, die in 1854 werd opgericht. De vroegste uitgaven waren de preken van dominee C.C. Callenbach en andere predikanten. Deze dominee stond bekend als ‘Profeet van de Veluwe’, één van zijn zonen richtte de uitgeverij en drukkerij op.
Het bedrijf, één van de grootste uitgeverijen van protestants-christelijk Nederland, gaf lange tijd bekendheid aan de stad Nijkerk. Bovenop het pand van de uitgeverij langs het spoor stond een groot reclamebord ‘Hier komen de kerstboekjes vandaan’. De boeken hadden vooral een christelijk en evangeliserend karakter. Onbetwiste sterauteur was W.G. van de Hulst, met beroemde titels als ‘Rozemarijntje’ en ‘Inde Soete Suikerbol’. Tegenwoordig is binderij Callenbach in Zwolle te vinden; uitgeverij Callenbach is een ‘imprint’ (handelsmerk) van uitgeverij Kok en de drukkerij is onderdeel geworden van JP Offset in Duiven.
Museum Nijkerk heeft landelijk de grootste collectie tweedehands boeken (ruim 4500 exemplaren) van uitgeverij Callenbach.
Pijpenkopjes uit Nijkerkse bodem
Nog altijd worden er in de Nijkerkse bodem pijpenkopjes aangetroffen. Pijpenkopjes zijn gemaakt van witbakkende klei en hebben meestal een versiering die laat zien in welke fabriek ze werden gemaakt. Pijpen varieerden in grootte, de kleinsten zijn het oudste omdat de tabak, zeker in het begin, heel duur was. In Gouda ontstond rond 1660 een Pijpmakersgilde, een beroep dat was geleerd van Engelsen.
Tabak, meegebracht vanuit Amerika, werd in Nijkerk niet alleen gerookt, maar ook verbouwd, gedroogd en verhandeld. De grond en het klimaat bleken geschikt te zijn voor de verbouw van het subtropische gewas, de ligging van Nijkerk aan het water was belangrijk voor het vervoer en grote gezinnen betekende veel arbeidskrachten. De rijke opbrengsten zorgden voor een periode van voorspoed en veel handel en bedrijvigheid (de 18e eeuw heeft als bijnaam de Nijkerkse Gouden Eeuw). Rond 1800 had Nijkerk na Arnhem de meeste inwoners van de Veluwe; er stonden toen een paar honderd tabaksschuren in de stad.
De tabak werd verbouwd en gedroogd en daarna verkocht om in Amsterdam te worden verwerkt tot snuif-, pruim- en pijptabak. Tabak bleef lange tijd het belangrijkste gewas. Tijdens de Franse overheersing (1795 – 1813) werd de export aan banden gelegd en moest alle tabak worden verkocht aan de bezetters. Na de Franse overheersing herstelde de tabaksteelt zich gedeeltelijk, maar halverwege de 19e eeuw groeide de concurrentie van betere en goedkopere tabak uit de tropen. Dit betekende uiteindelijk het einde van de Nijkerkse tabaksteelt.
‘Zicht op de haven’, van Andries Verleur
(1876 – 1953)
De schilder Andries Verleur woonde tussen 1921 en 1930 in Nijkerk. Hij verhuisde al snel naar de toen net nieuw gebouwde huizen in het Van Reenenpark. Zijn echtgenote overleed in 1928 op 43-jarige leeftijd. Verleur was broodschilder en ging langs de deuren in Nijkerk om zijn schilderijen te slijten en geld bijeen te sprokkelen voor de huur van zijn woning en voedsel voor zijn gezin. In Nijkerk schilderde hij veelal de haven, maar ook de Grote Kerk met toren, de Kolkstraat en de natuur, heide en bossen. De stijl van Verleur wordt wel geduid als die van de Haagse School. Hij was een tijdgenoot van Koningin Wilhelmina, en exposeerde af en toe in dezelfde tentoonstellingen. Op het afgebeelde schilderij (57 cm. breed en 47,5 cm. hoog) uit 1926 staat de haven van Nijkerk, met de prachtige witte toren en de bedrijvigheid.
Stenen kogels afkomstig uit middeleeuwse gevechten
Nijkerk was al in de middeleeuwen een grenspost van Gelre (nu provincie Gelderland), vlakbij ’t Sticht (nu provincie Utrecht). Regelmatig braken er gevechten uit tussen de bisschop van ’t Sticht en de hertog van Gelre. Voor Nijkerkers waren het roerige tijden met veel onzekerheid en vernielingen. Deze stenen kogel (met een doorsnede van 9 cm.) is gevonden bij de aanleg van riolering en kabels, als bewijs van de gevechten.
Op 27 maart 1413 schonk hertog Reijnout IV stadsrechten aan Nijkerk. Deze rechten bleken echter ook een dure plicht. Nijkerk moest stadspoorten en muren bouwen ter bescherming van de stad, die daardoor een ‘vest’ werd. Omdat Nijkerk niet zoveel geld had, werden de stadspoorten van hout gemaakt in plaats van steen, en als ‘muur’ werden aarden wallen opgeworpen. Langs de poorten en de wallen werd een gracht gegraven. Er waren ook voordelen aan de stadsrechten verbonden, bijvoorbeeld het niet meer hoeven volgen van de hertog op krijgstochten.
Nijkerkse souvenirs
De vroegste souvenirs van Nijkerk stammen uit de jaren ’30. In die tijd werden voor veel plaatsen in Nederland souvenirvaasjes gemaakt, met de vermelding van de plaatsnaam. De vaasjes zijn gemaakt van fijn sieraardewerk, genaamd plateel, en werden versierd met prachtige motieven uit de Art Nouveau. Het plateel was wel heel kwetsbaar, je stootte er gemakkelijk een stukje vanaf.
In diverse plaatsen in Nederland waren aardewerkfabrieken, vooral in Gouda. Zenith Plateelbakkerij was een heel bekende en belangrijke in die tijd. De fabriek, voorheen een pijpenfabriek, zocht nieuwe markten nadat de behoefte aan pijpen sterk was verminderd. Ook voor Nijkerk werd een serie vaasjes gemaakt (met vermelding onderop: CH 49, 50, 53). Museum Nijkerk heeft drie van deze vaasjes in de collectie.
Ook interessant: Nijkerkse Canon, Kenniscentrum en Collectie Gelderland.